8. Bertus Veldhoven

Bertus Veldhoven Middellange afstandloper Bertus Veldhoven was vanaf het begin lid van Metro. Hij was lid van het gouden 4x800m en 4x1500m team van begin jaren 60 dat enkele malen nationaal kampioen werd. Bertus was er één van diep gaan. Hij werkte in de nachtdienst bij Wilton Fijenoord en trainde overdag. Hij leefde voor de sport en verwachtte van zijn teamgenoten dezelfde toewijding. Zo deed Metro in 1963 een recordpoging op de 4x1500m. Wim Teerlink herinnert zich die dag nog goed: “Gijs de Bode, Aad Steylen, Bertus en Piet de Haas zouden het nationaal record op de 4×1500 gaan aanvallen maar die poging mislukte omdat Piet de dag ervoor op het strand zijn voeten had verbrand. Bertus was laaiend, die zei ‘Ik heb een week niet naast mijn vrouw geslapen en jij flikt zoiets’. Zo was Bertus, hij zette alles voor de sport opzij.” In 1966 werd Bertus trainer van de middellange afstand atleten en in 1968 van de trimmers. Na de dood van Gubbels in 1974 kreeg hij alle lopers onder zijn hoede. Bertus is trainer geweest tot zijn overlijden in 1989.

Ook als trainer was Bertus er één van een streng regime. Zo schreef hij niet alleen trainingsschema’s voor, maar ook wat je moest eten en hoe laat je naar bed moest. Zelf leefde hij ook erg gezond. Grappenderwijs had men het wel eens over het broodje Bertus-burger, een broodje, bruin natuurlijk, met tomaat, komkommer en sla. Als je wel eens betrapt werd met een patatje of een snack kon je een stevige tirade verwachten.

Henk Tiebosch, lid sinds 1963 en in 1965 bij de A-junioren al nationaal kampioen op de 1500m, kwam in 1968 onder Bertus’ leiding en steeg tot grote hoogten. Henk werd een beruchte loper die bijna alle wedstrijden won die er te winnen vielen. In 1972 werd hij wederom kampioen op de 1500m, nu bij de senioren. In dat jaar liep hij zijn clubrecord van 3.44.8. Ook op de 800m (1.48.2 in 1971), de 3000m, 5000m, 10000m, 15km op de weg en de 10EM had hij op een gegeven moment de clubrecords in handen. Henk verbeterde ook enkele records van Aad Steylen. Hoewel hij sinds 1973 in Oost-Brabant woonde is Henk jarenlang lid van Metro gebleven. Op 23 december 1979 – na ca. 500 wedstrijden in Metro-tenue – nam hij feestelijk afscheid.

Een andere Bertus-pupil, Gijs de Bode, liep in 1966 al 2.22.7 op de 1000m, 3.47.8 op de 1500m en 5.22.0 op de 2000m. Het jaar daarop stelde hij het clubrecord op de 5000m op 14.23.8. Gijs werd vanwege zijn plattelandsaccent nogal eens geplaagd. Toen hij verkering kreeg met zijn huidige vrouw Lien kon men hem behoorlijk boos maken met de woorden ‘Gaisie, hoe gaat het met je maisie?’.

Een derde belangrijke naam was die van Jan Gerrits. Met tijden die op de 800m en 1500m nauwelijks onderdeden voor die van Henk Tiebosch behoorde ook hij tussen 1971 en 1975 tot de nationale top.

Emile Vrijman De jaren 80 brachten Emile Vrijman naar de top. In 1981 verbeterde hij het clubrecord 1000m bij de jongens A tot 2.28.2 en zette hij op de 3000m 8.36.6, en op de 5000m 15.20.5 neer. Emile liep in bijna elke NK-finale mee. In zijn seniorentijd was Jos Verbeek (overgekomen van Olympus70) net een tikje sneller: zo liep Emile in 1983 3.47.82 op de 1500m, Jos verbeterde in 1986 het clubrecord van Henk Tiebosch tot 3.44.14. Er trainde begin jaren 80 ook een meisje mee in de groep van Bertus: Petula Ruys. Zij liep jarenlang mee in de nationale top bij de meisjes C en B en werd in 1983 indoorkampioene op de 1500m met 4.47.90.

7. De Marathon

In 1972 organiseerde Metro voor het eerst een marathon in Rotterdam. In het organisatiecomité zaten Wim Teerlink sr, Gerard van Maurik, Piet Schoonen, Freek van der Griendt en Lou Schriel. Vergeleken met de huidige Rotterdam Marathon waren de marathons van de jaren 70 zeer eenvoudig van opzet. Gerda Honkoop: “Het was heel primitief. Gewoon buiten met een tafel en de atleten konden zich inschrijven.” De AW schreef: “Drieduizend harde guldens gooide Metro er tegen aan, waarvan slechts zeer weinig door sponsors zou worden terugbetaald.” De overwinning ging naar Berney Allen in 2.16.35, een toptijd in die dagen. Het jaar daarop gold de door Metro georganiseerde marathon als NK en was het Johan Kijne die won in 2.24.30.
Uitslag Rotterdam Marathon 1975

Wim Teerlink sr was een man die zich buitengewoon inzette voor de atleten. Hij werd niet voor niets door iedereen ‘pa’ genoemd. Pa Teerlink bracht atleten naar wedstrijden en met name voor de gebroeders Kijne reed hij stad en land af.

Aad van Dijk (toen SCR) weet erover mee te vertellen: “Leo’s vader was een echte autoliefhebber, reed altijd in het allernieuwste, dan weer een Alfa sportauto en toen de eerste Mini Cooper uitkwam had hij er natuurlijk prompt ook één. En dat heb ik geweten. We gingen naar een atletiekwedstrijd in het buitenland en Leo’s vader zou ons naar de stad brengen waar de bussen vertrokken. En dat in zo’n kleine Mini Cooper, waarin hij als een bezetene reed. Toen ik in de stad uitstapte had ik hoofdpijn doordat ik bij elke hobbel hard tegen het dak van dat kleine karretje kwam, veroorzaakt door het snelle rijden van Leo’s vader…

De grootste stunt die Metro ooit uithaalde kwam ook de hoed van Pa Teerlinck: Voor de tweede competitiewedstrijd in 1968 in Groningen had hij voor de Metro-ploeg een vliegtuig geregeld! Het hele team kon vanaf Zestienhoven comfortabel in een uur naar Groningen vliegen. Helaas was er niet zoveel geld meer over dus de terugreis moest toch met de bus.

Pa Teerlink overleed in het harnas. In december 1973 bracht hij Johan en Steef Kijne naar een wedstrijd. Het was bij aankomst 15 graden onder nul. Toen ze uit de auto stapten begaf pa’s hart het. Hij was pas 62 jaar. Tijdens de volgende marathons loofde de organisatie een bokaal uit voor de beste Nederlander en droeg die aan hem op.

6. Daaf Laman

Daaf Laman De van oorsprong allround atleet Daaf Laman kreeg eind jaren 60, begin jaren 70 de werpsectie van Metro onder zijn hoede. Onder zijn begeleiding bereikten de Metro-atleten goede prestaties: nationale kampioenschappen en zelfs nationale records. In 1970 bijvoorbeeld voerden Rob de Jong (15.81 – derde aller tijden) en Sjaak Ruhl (15.50) bij de junioren A de ranglijst kogelstoten aan. Rob werd dat jaar kampioen met 14.93, Sjaak werd derde met 14.09. Ook bij het discuswerpen werd Rob kampioen, met 46.88. Zijn 49.40 van dat jaar betekende een nationaal jeugdrecord en deed de gevleugelde uitspraak ontstaan: ‘Ga zo voort, mijn zoon, en gij zult 50 meter werpen’. Rob zat ook in de jeugdcommissie en had de bijnaam Superman (de overige JC-leden hadden ook bijnamen: A. van de Lee – Sprintje, R. Brusik – Spikkeltje, Lex van Someren – Oom Dagobert en Albert van Schaik – Dompie). Sjaak Ruhl was echter degene die in zijn seniorentijd doorbrak. Pas in 1969 kwam hij bij Metro nadat hij was opgevallen tijdens een bedrijfswedstrijd van zijn vader. Koos Koumans en Piet van der Kruk – destijds districtstrainer en nationaal recordhouder met 17.09m – stuurden hem naar Metro om bij Daaf Laman te trainen.

Rob de Jong en Sjaak Ruhl De schema’s voor gewichttraining werden overigens gemaakt door Peter Nederhand. Sjaak groeide uit tot volgens sommigen de beste atleet van Metro. Hij werd vele malen nationaal kampioen, trad op in interlands en verbeterde in 1976 het nationaal record tot 17.46. Deze prestatie leverde hem een kratje pils op, naar aanleiding van een weddenschap met de journalist van Het Vrije Volk. Sjaak verbeterde ook het nationaal indoorrecord (16.96m), en wel met een kogel die achteraf 84 gram te zwaar bleek te zijn! Hij kwam buiten met de discus tot 55.12m, maar toen als lid van AVR. Al deze records hadden Erik de Bruin nodig om verbeterd te worden. De werpers van Metro waren berucht, op de districtskampioenschappen van 1974 bijvoorbeeld wonnen Metro-atleten bij het discuswerpen alledrie de medailles. Sjaak Ruhl won goud, Rob de Jong zilver, en Cor Diemers – die het jaar daarvoor met 43.30m voor de tweede keer achter elkaar nationaal jeugdkampioen was geworden – brons.

Sjaak – 1.97m en 105kg – werd in die jaren meerdere malen beschuldigd van het gebruik van hormonen en anabole steroïden. Dit is echter nooit hard gemaakt en in een open brief naar de Atletiekwereld uitte hij zijn frustratie over deze geruchten.”Ik ben nog steeds voor de volle honderd procent bij mijn verstand en weet verdomd goed wat de gevolgen zijn van het gebruik van anabole steroïden, maar dat niet alleen want dan had ik nu reeds tussen de 19 en 20m gestoten. (…) Laat degene die denkt dat ik iets gebruik één maand met mij mee trainen, dan weet hij wat er voor nodig is om 16m te kunnen stoten zonder gebruik van enige middelen en zal verder geen achterdochtige praat hoeven rondstrooien.” Sjaak had het overigens goed naar zijn zin bij Metro, ondanks dat hij, naast werk en opleiding, dagelijks vanaf Heijplaat moest fietsen naar de training.”Na de zware trainingen wachtte de warme ranja in de kantine bij mijnheer Herrewijn.” Bijna iedereen herinnert zich die.

In 1974 was er ook een C-jongen die naar de C-spelen ging om hoog te springen. Eén nummer was toch wat weinig dus deed hij er speerwerpen bij. Laat hij dat nummer nou winnen met 51.58m. In 1975 en 1976, bij de B-jongens, werd hij ook kampioen met 54.52m en 57.22m. In 1979, bij de A-jongens, won hij met 59.74. In 2004, als hij al jarenlang bekend is als directeur van de Rotterdam Marathon, staan de 51.58m en de 62.94m uit 1976 nog steeds als clubrecords bij C- en B-jongens. In 1980 stopte hij wegens zijn studie. Later zou hij naar AVR gaan. Zijn naam: Mario Kadiks. Sjaak, Rob en Cor waren hem overigens al voorgegaan. Metro behaalde in 1976 voor het eerst niet de finale van de hoofdklasse en degradeerde in 1977 zelfs naar de eerste klasse. Veel topatleten – niet alleen werpers – zegden toen het vertrouwen in het bestuur op en verlieten Metro.

Daaf Laman stopte in 1976 als trainer – In het artikel in de Atletiekwereld van mei 1976 hieronder vertelt hij waarom – maar bleef op de achtergrond zijn werpers nog wel begeleiden.

Artikel Atletiekwereld mei 1976

5. Peter Nederhand

In 1963 stopte nationaal recordhouder hordelopen en 43-voudig international Peter Nederhand (ALO) met de wedstrijdatletiek. Datzelfde jaar begon hij als trainer bij Metro. Gelijk Cor Gubbels bracht hij een aantal voortreffelijke atleten mee, onder wie de gebroeders Henk en Jan Drent, Coen Jansen, Henk van der Horst, Rob Kila en Paul van Gool.

Lex Mohr, al lid sinds 1955, ging ook bij Peter Nederhand trainen. Er werd zelfs aan krachttraining gedaan. Via de heer Ratten, een oud judoka die er prat op ging Anton Geesink ooit eens te hebben verslagen, was men aan een zaaltje in de Catharinastraat gekomen. Lex: “We trainden in een gewichthefzaaltje achter een slagerij dat we hadden opgepoetst. De halters en dergelijke maakten we zelf van oud ijzer. Het was letterlijk pionieren in die tijd.” Later werd er nog getraind in de suikerbakkerij van de familie Kulman in Crooswijk.
Seniorencompetitie 1970
Het lijdt geen twijfel dat de komst van Peter Nederhand Metro een enorme impuls gaf. Metro was in de beginjaren immers alleen bekend als midden- en lange afstandclub. De komst van Peter en zijn jongens maakte van Metro in één klap een volwaardige atletiekvereniging die mee kon doen op het hoogste niveau. Het landskampioenschap van 1970 was mede het resultaat van de prestaties van zijn pupillen. Coen Jansen werd jarenlang tweede en derde op de 100m, hij zette uiteindelijk in 1974 10.70 neer. Op de 60m indoor liep hij in 1970 6.90. Hans van Enkhuyzen liep in 1969 een nationaal record op de 110mH in 14.1. Later zou hij als lid van AAC deze tijd nog verbeteren tot 13.8. Rien Mellaard sprong in 1969 14.59m hinkstap en Jan Drent sprong in 1970 tijdens de indoorkampioenschappen een nationaal record van 7.50m, een prestatie die pas in 1979 werd verbeterd. Hans van Enkhuyzen sprong tijdens die wedstrijd 7.36m, toen de tweede sprong aller tijden.

Jan Drent vertelt: “Ik was in september ’69 overgekomen van PAC omdat de trainer (Ton Eijkenboom) daar vertrokken was en er bij Metro destijds een kernploeg was gevormd onder begeleiding van Peter Nederhand. Na mijn militaire dienst had ik mij die winter onderworpen aan een strak schema met daarin opgenomen ‘krachttraining’. Dit gebeurde 3 hoog achter in de Catharinastraat in Kralingen en de gewichten bestonden volgens mij uit de assen van voormalige spoorwagons. Je moest na een serie stoten voorzichtig terug leggen op de houten vloer anders gingen ze er dwars doorheen en zouden bij de benedenburen belanden. Op het Open NK in Groningen van 1970 werd ik met mijn laatste sprong van 7.50 de eerste Nederlander en passeerde Hans van Enkhuizen met wie ik daarvoor steeds stuivertje had gewisseld en die die avond bovendien 1e werd op de 60 meter horden in een nieuw Nederlands record van 8.1 sec (handgeklokt). Ik werd 2e met 8.2 sec voor de favoriet Peter Dellensen van AAC met 8.3 sec. Het zomerseizoen verliep door blessures voor mij minder succesvol maar ik was wel deelnemer bij het landskampioenschap van Metro. Die dag zat bij Metro alles mee wat bij AAC tegen zat. Ik meen me te herinneren dat de estafetteploeg op de 4×100 het stokje verloor en een polsstokhoogspringer de aanvangshoogte niet haalde en ja, dat scheelt een paar punten. De ‘kernploeg’ viel een paar jaar later door omstandigheden uiteen. In die tijd was werk belangrijker dan sport aangezien we nog pure amateurs waren en er geen vergoedingen tegenover stonden. T-shirts met reclame moesten worden afgeplakt. Ondanks het feit dat atletiek geen teamsport is bestond er binnen de groep wel een hecht teamverband dat na afloop van een duurloop in het Kralingse Bos vaak werd beklonken met een ‘warme ranja’ in de kantine.

De clubrecords van genoemde heren hebben jarenlang gestaan en sommige staan nu nog. Rien’s zoontje Emiel had toen hij 10 was – in 1976 – alle officiële pupillenrecords in handen – sommige staan nu nog – en beloofde toen al een nationale topper te worden. Helaas voor Metro begonnen zijn vader en zijn oom in 1976 een sportschool met sauna in Spijkenisse en Emiel werd lid van Spark. In 1989 werd hij Europees Indoorkampioen en sprong hij 8.23m.

In 1973 stopte Peter Nederhand met zijn activiteiten als bondscoach – een functie die hij ook tien jaar vervuld had – en trainer. Hij ging zich verder wijden aan het ontwikkelen van trainerscursussen voor de KNAU, waar hij reeds in 1963 mee was begonnen – de allereerste trainerscursus. Hij werd opgevolgd door Coen Janssen (sprint) en Rien Mellaard (sprint-springen).

Peter Nederhand en Martin van Rooijen Op 27 april 2003 kreeg Peter Nederhand tijdens de Unieraadsvergadering van de KNAU het Unie Erekruis opgespeld vanwege zijn betekenis voor de Nederlandse atletiek, als atleet, trainer en ontwikkelaar van atletiekopleidingen. Over de gang van zaken rondom deze huldiging is Peter echter niet te spreken: “Woedend was ik. Het KNAU-bestuur was in de eerste plaats vergeten dat mij deze onderscheiding in 1963 ook al is toegekend bij mijn 12½ jarig jubileum als international. Deze is mij alleen toen, ondanks belofte, nooit opgespeld maar slechts toegestuurd. Erger nog was de gang van zaken in 2003. Ik werd eerst opgebeld dat ik het Erekruis zou krijgen en dacht eerst aan een vergissing. Maar men vertelde mij dat een officiële uitnodiging nog zou volgen. Die kwam niet dus ben ik maar op eigen gelegenheid op die 27-e april naar het bondsbureau gereden. Daar kon iemand mij bij toeval vertellen dat de Unieraad niet daar, maar elders in IJsselstein vergaderde. Toen ik daar aankwam kreeg ik mijn tweede Erekruis. De andere stak in mijn andere revers, maar men had niets in de gaten. De waarnemend voorzitter beloofde mij toen het lidmaatschap van verdienste van de KNAU, maar tot op heden heb ik ook daar over nog niets gehoord.

Peter heeft onnoemlijk veel atleten opgeleid tot trainer en is tot 2002 voor de KNAU actief gebleven.

4. Gubbels

Cor Gubbels was een charismatische figuur, erg populair omdat hij er moderne trainingsmethodes op nahield, met name die van Emil Zatopek (Cor Gubbels werd trouwens in kunstenaarskringen, hij was tevens schilder, Cees genoemd). Verteld wordt dat hij in zijn jonge jaren – voor de oorlog – houder van het wereldrecord op de 10km snelwandelen was geweest (In de annalen van Pro Patria staat dit echter niet vermeld, wel dat hij in 1920 aan de Olympische Spelen van Antwerpen meedeed en in de jaren daarna 26 maal nationaal kampioen is geworden). Gubbels stond bekend om zijn harde, bijna militaristische aanpak. Arie Spiering en Henk Mohr herinneren zich beiden wintertrainingen waarbij de atleten moesten inlopen naar het Kralingse Bos. Aldaar aangekomen moest iedereen zich uitkleden en in onderbroek door de sneeuw rollen en zich ermee inwrijven.

Wim Zoetemelk en Arie Spiering Wim Teerlink, in 1963 met zijn broertje Leo van SCR naar Metro gekomen, vond Gubbels een uitzonderlijk interessante man: “Gubbels was bij mijn weten de eerste trainer die yoga in de oefenstof verwerkte. Iedere vrijdag-avond gingen wij naar zijn huis om gemasseerd te worden. Tijdens die avonden luisterden wij met veel interesse naar zijn verhalen. Omdat hij getrouwd was met een Oost-Duitse kon hij inzicht geven in wat er zich achter het IJzeren Gordijn afspeelde.” Arie Spiering, die in 1958 als 14-jarige door Daaf Laman naar Metro werd meegenomen en in 1963 alle clubrecords op de sprint had verbeterd: “Gubbels liet ons ’s winters in het bos de naalden van de takken trekken en ons er onze handen mee inwrijven. Daarna moesten we de dennegeur opsnuiven.” De zware schema’s eisten in sommige gevallen wel hun tol. Niet iedereen kan immers geacht worden de schema’s van een Olympisch kampioen te lopen.

Gubbels’ vertrek bij Pro Patria betekende overigens bijna vanzelfsprekend ook het vertrek van een flink aantal goede atleten, onder wie Bertus Veldhoven, Otto Rennert, Martin Nijland, Adje van Es, Wim Bak, Gijs de Bode, Paul Nolet, Aad Steylen, Piet de Haas en de gebroeders Mohr (Henny, Werner en Alex). Verschillende van deze atleten zouden later, in de jaren 60, tot goede prestaties komen. Gijs, Aad, Bertus en Piet werden al in 1963 nationaal kampioen op de 4x1500m en verbeterden in 1964 het nationaal record. Gijs de Bode werd later, toen hij bij Bertus Veldhoven trainde, een nationale topper op de midden- en lange afstand en werd tweemaal veldloopkampioen. Aad Steylen werd zelfs een internationaal topper op de marathon, hij werd in 1968 uitgezonden naar de Olympische Spelen.

In 1973 won Metro voor de negende keer op rij de DOS-estafette (na 1967 de AVR-estafette), volgens het clubblad zelfs voor de tiende keer. Het daaropvolgende jaar werd Metro echter gediskwalificeerd wegens een foute wissel en ging de titel naar AVR.

In 1966 was Gubbels de initiator van de succesvolle trimsectie binnen Metro, waarvan hij samen met Bertus Veldhoven trainer werd. Zowel Gubbels als Bertus hamerden opeen gezonde leefwijze en vermoedelijk is de interesse voor het marathonlopen in Rotterdam hier ontstaan. Jarenlang heeft Metro prestatielopen en Coopertests georganiseerd.

Het succes van Cor Gubbels was na tientallen jaren nog steeds te zien in de lijsten ‘Tien besten aller tijden’ van Rotterdam Atletiek. Het merendeel van de atleten die in deze lijsten op de lange afstanden genoemd worden, komt uit de stal van Gubbels. Gubbels ontving in 1973 de Gouden Speld van de KNAU, wegens zijn 60-jarige inzet voor de atletiek. Hij overleed in 1975.

3. Maarten Verheul

Wedstrijdsecretaris Verheul kreeg op organisatorisch gebied een hoop zaken voor elkaar. Metro organiseerde begin jaren 60 het NK 25km met de start op Varkenoord.

Maarten Verheul Verheul had reclamespandoeken van Heineken gekregen en regelde een TV-cameraploeg om het geheel te verslaan. Hij regelde zelfs dat de Heineken-reclame werd gefilmd. De bekende Metro-prestatielopen zagen in de winter van 1966/67 het levenslicht. Verheul had contact met Wim Hollander, de organisator van de wielerronde van Het Vrije Volk. Hij wist af te spreken dat het parcours van de wielerronde een uur
van tevoren gebruikt mocht worden voor de prestatieloop. Dit leverde naast een gratis parcours natuurlijk ook een hoop gratis publiciteit op. De HVV-Metro-loop bleef jarenlang een goedlopend evenement waarin sponsors interessante prijzen verlootten.

In 1965 had Verheul de hand weten te leggen op twee walkie talkies. De ene legde hij dan voor de microfoon in het wedstrijdsecretariaat en met de andere liep hij als omroeper over het veld. Het zag er professioneel uit.

Het beleid van het toenmalige bestuur betaalde uiteindelijk in 1970 uit, toen Metro als eerste vereniging AAC versloeg in de hoofdklasse van de competitie, en Nederlands kampioen werd. Het zou tot 2006 duren voor AAC weer verslagen werd, ditmaal door Phanos. Pas in 2009 zou de beker weer naar Rotterdam gaan.

Metro maakt de beker zoek In 1971 echter, werd AAC weer kampioen en moest de PH-beker worden ingeleverd. Hij was echter nergens meer te vinden! Pim Veldhoven (penningmeester in 1971): “Het was een schandaal van jewelste. Als bestuur hebben we het getracht elegant op te lossen. Toen we de beker hadden teruggevonden zijn we met bestuur en een delegatie van de atleten naar Amsterdam gegaan en hebben we voor de AAC-ers een diner gegeven in het Apollo-hotel. Zij vatten het sportief op. Ze hadden gemerkt dat we erg ons best hadden gedaan de beker terug te vinden want in Rotterdam was veel gegraven en bij elke bouwput stond een bord METRO!

Na 1970 ging het helaas bergafwaarts met de wedstrijdatletiek. Kruithof en Schreuder overleden, Verheul moest vanwege zijn werk verhuizen naar Den Briel en Ritman naar Arnhem. Het bestuur werd overgenomen door Freek van der Griendt (voorzitter), Fré Lammers (secretaris), Pim Veldhoven (penningmeester – broer van Bertus), Gerard van Maurik (wedstrijdsecretaris) en Lou Schriel. Deze laatste werkte op het stadhuis en onderhield de contacten met de gemeente. Dit bestuur, waarvan het voorzitterschap na een aantal jaren werd overgenomen door Lou Schriel, had bescheidener doelstellingen met de vereniging en wilde een grotere rol voor de breedtesport.

2. De jaren 60: Het bestuur

In de jaren 60 bestond het bestuur uit Piet Kruithof (voorzitter), oprichter Cor Gubbels (vice-voorzitter), Wim Kulman (secretaris), Frits Ritman (penningmeester), Jan Dijksma (tweede penningmeester), Maarten Verheul (wedstrijdsecretaris), R. Pauwels, Aad Schreuder en P. Harmsen. Schreuder was het financiële genie. Hij kreeg het voor elkaar sponsors te vinden. P. Harmsen was tevens jeugdtrainer.

Het bestuur van Metro was in die jaren erg ambitieus en had het plan opgezet de grootste en beste vereniging van Nederland te worden. Rond 1967 verkeerde Metro inderdaad in grote bloei en dit is de reden geweest dat Metro niet meeging in de grote atletiekfusie van 1967 die werd geëntameerd door Harry Hofmeester van Pro Patria. Uiteindelijk ging PP echter zelf ook niet mee in deze fusie.

Over de ambities van Metro vertelt Verheul: “Wij wilden met Metro naar de top. Maar de toenmalige accomodatie aan het Langepad was daar absoluut niet toereikend voor. Wij hebben toen bij de gemeente een plan ingediend om het complex te vernieuwen en de baan een kwartslag te draaien, zodat de sprintbaan en overdekte tribunes (met daaronder kleed- en krachtruimte) parallel aan de weg zouden komen te liggen om een grotere kans op rugwind te hebben. Schreuder en Kruithof zijn in 1968 zelfs naar Keulen gereden om zich te oriënteren bij de Sporthochschule aldaar. Ons plan behelsde uiteindelijk ook de oprichting van een sportschool op het Langepad-complex waar wij onze gediplomeerde trainers professioneel bezig konden laten zijn. Het was een concreet plan, met tekeningen en al. Schreuder had berekend dat het allemaal kon.” Het plan werd door de gemeenteraad afgeschoten.

Intussen draaide Metro wel met de beste atletiekverenigingen van Nederland mee en streed ieder jaar om de titel ‘beste atletiekvereniging’, de PH-beker. Het trainerskorps was befaamd. Bertus Veldhoven trainde de middellange afstand atleten en Cor Gubbels de lange afstandlopers. Peter Nederhand was trainer sprint, springen en horden en Daaf Laman doceerde de werpnummers.

Illustratief voor de manier waarop Piet Kruithof zich in wilde zetten voor de atletieksport was het volgende verhaal. De PP-atleet Cees Koch, nationaal recordhouder discuswerpen, die zich had gekwalificeerd voor de Olympische Spelen, moest op het Langepad nog steeds trainen met een ring zonder betonnen bodem. Metro-voorzitter Kruithof wilde het voor hem opnemen en vroeg bij de gemeente een nieuwe werpring aan, maar dit werd geweigerd. Kruithof was echter niet voor één gat te vangen en toog naar de burgemeester. Die betonnen werpring kwam er.

Ook trof Kruithof ooit een regeling met een waardevol verspringer, die ook sprinter en estafetteloper was. Deze had jarenlang geweigerd zijn contributie te betalen. Kruithof schoot zijn contributieachterstand voor en sprak een maandelijkse afbetalingsregeling met hem af. Na enkele maanden raakte de atleet echter achter met betalen. Hij werd onmiddellijk weggestuurd.

Metro organiseerde frequent topwedstrijden op het Langepad om door middel van de prestaties van de eigen atleten publiciteit te halen. Aad Schreuder zorgde voor de aanwezigheid van buitenlandse atleten. De pers was vaak aanwezig, zo versloeg Fred Racqué zijn allereerste wedstrijd vanaf het Langepad. Als er geen pers was wist Otto Rennert overigens wel een mooi verhaal te schrijven. ‘Mooie Otto’ was bepaald geen kleine jongen op de 400 en 800m en zo nu en dan schreef hij zelf de verslagen van zijn wedstrijden voor de krant, hier en daar een beetje aangedikt. ‘De 800m. werd het hoogtepunt van de dag. De eerste 400m. gingen hard: 58 sec. met Henny Mohr op kop en Otto Rennert in tweede positie. Op 100m. voor de finish lanceerde Otto Rennert in geslagen positie een wanhopige aanval welke hem langs Mohr bracht en finishte hij ondanks de hitte in de uitstekende tijd van 2.00.4. Ook voor Mohr, welke het “vuile” werk had gedaan was er een prima tijd nl. 2.02.

Een mooi verhaal

1. Het begin

Metro is opgericht op 5 november 1955. De vereniging is ontstaan na een scheuring in Pro Patria (later gefuseerd met ALO tot PAC). Henk Mohr vertelt over de ruzie die hieraan voorafging. “Het verhaal ging dat Cor Gubbels, trainer en masseur, ‘iets had uitgehaald’ met een atlete die hij masseerde. Hij werd vervolgens door het bestuur van PP geroyeerd. Vervolgens is er tijdens een twee avonden durende vergadering een lijmpoging ondernomen onder leiding van Dhr Muscher. Tijdens de tweede avond vroeg hij aan de bestuursleden: ‘Bestuur, houden jullie van Pro Patria?’ en de bestuursleden antwoordden: ‘Ja’. Hierna vroeg hij hetzelfde aan Gubbels. Deze antwoordde: ‘Moet u mij dit nog vragen?’ De lijmpoging liep uiteindelijk op niets uit en Gubbels richtte zijn eigen club op.” Metro was geboren.

Otto Rennert vertelt echter een ander verhaal. “De jeugdgroep onder leiding van Gubbels voelde zich binnen Pro Patria een beetje miskend en Gubbels had daarom bij het bestuur van PP, dat onder leiding stond van voorzitter Van Wijk en vice-voorzitter Dekkers, het verzoek ingediend om een soort autonomie of op zijn minst meer zeggenschap te krijgen binnen de vereniging. Enkele PP-bestuurders waren echter anti-Gubbels en zijn verzoek werd afgewezen. Gubbels besloot toen op te stappen.” Het kan wel zijn, dat het ‘vrouwenverhaal’ door PP is gebruikt om Gubbels te lozen, denkt Rennert.

Aad Heere schrijft in zijn boek ‘Van Spoorsingel tot Langepad’ over de geschiedenis van Pro Patria: “In 1955 ontstond een ernstig conflict tussen Cor Gubbels en het bestuur van Pro Patria. De algemene ledenvergadering deelde in meerderheid het standpunt van het bestuur. Een aantal leden kon het democratisch besluit niet verkroppen. Zij verlieten Pro Patria. (…) De affaire had een hevige opschudding tot gevolg. Jarenlang waren de verhoudingen tussen de twee verenigingen totaal verziekt. (…) Het aantal leden van Pro Patria daalde van 187 in 1955 tot 154 in 1956.

De betekenis van de naam ‘Metro’ is niet geheel duidelijk. Volgens sommigen is Metro een afkorting en betekent deze ‘Met Enige Training Reeksen Overwinningen’, maar andere stemmen beweren dat deze betekenis later is verzonnen.

Bij de oprichtingsvergadering waren naast Gubbels Jaap Kulman en de gebroeders Gerard en Cors Koorneef aanwezig. Deze heren werden het eerste bestuur.

Metro en PP op één baan, dat was water en vuur. Competitiewedstrijden op het scherpst van de snede. Een aantal Metro-atleten bestond het zelfs een spandoek te tonen. Het bestuur van PP was hierdoor zo verbolgen dat men aandrong op schorsing van de betreffende atleten. Dat kwam er natuurlijk niet van.

Een nieuwe vereniging heeft ook geld nodig. Dhr Markus zette een geldinzamelingsprogramma op. De leden gingen op pad met kaartjes met daarop cirkels verbonden met lijntjes. Voor ieder rondje dat iemand doorprikte moest een kwartje worden gevraagd. Dit leverde Metro haar eerste geld op. Later zette Aad Schreuder (bestuurslid in de jaren 60) het Toto-gebeuren op poten. De leden togen langs de huizen met de toto-formulieren en haalden de ingevulde formulieren en het geld op. Metro was in die tijd na Feijenoord de vereniging met de grootste
toto-opbrengst.

Ja, financieel ging het Metro in de jaren 60 voor de wind. De bestuursleden hadden hun contacten en ideeën die in sommige gevallen een erg positief resultaat opleverden voor de schatkist. Nadat bijvoorbeeld DOS in 1965 was begonnen met trimtrainingen voor drie gulden (per kwartaal) besloot men het bij Metro over een andere boeg te gooien. Men mikte op een beter gestelde doelgroep dus kostten de trimtrainingen bij Metro tien gulden, maar daar kreeg je dan wel ‘echte trainers’ (Aad Steylen en Bertus Veldhoven) en een gratis sportkeuring van Dr Lap voor. Het verschil was echter groot genoeg om van Metro een rijke club te maken en dit kwam de baanatletiek ten goede.