De chaos van de laatkomer

Zijn laatkomers een probleem?

Laten we maar beginnen, Daphne en Iris komen zo wel.” De groep weet het al lang. Daphne en Iris (niet hun echte namen, ook niet aanwezig in bovenstaande foto) zijn notoire laatkomers. Je weet pas dat ze echt niet komen als de training al een kwartier begonnen is en ze nog niet zijn komen opdagen. Wat moet je met ze? Is er een goede oplossing?

Al meer dan tien jaar geef ik bij één van de grootste atletiekverenigingen van het land algemene atletiektraining aan een hele leuke groep volwassenen. Het is een laagdrempelige training van anderhalf uur, bedoeld voor mensen die aan hun conditie willen werken en die het leuk vinden om alle onderdelen van de atletieksport te leren kennen.

Vaak hoor ik van collega-trainers dat ik veel te aardig ben voor mijn atleten. Dat ik mensen die te laat komen op de training, ook laat meedoen. “Als ik jou was, had ik die twee allang weggestuurd,” zeggen ze dan.

In principe hebben mijn collega’s wel gelijk. Want de training kan, zeker in het begin, chaotisch worden als er telkens laatkomers aansluiten.

Voorbeeld:

Aan het begin van de training zijn er 9 atleten aanwezig dus je legt 9 medizinballen klaar, maar tien minuten later staan er 12 atleten in een kring losmakende oefeningen te doen.

Daarom zijn de volgende regels opgesteld voor de groep.

  • Omdat het voor de atleten die wel op tijd komen niet prettig is dat ze moeten wachten op laatkomers
  • Omdat het de warming up chaotisch maakt, dit kost tijd
  • Omdat de kans groot is dat de laatkomer zijn/haar warming up te kort maakt of zelfs overslaat om in te stromen in de training, met het risico op blessures

De bedoeling is dat dit meer rust brengt in het begin van de training, niet alleen voor de atleten die op tijd zijn begonnen maar ook voor de laatkomer zelf. Het is niet om atleten te dwingen op tijd te komen, want te laat is niet altijd een kwestie van eigen schuld, en een training van een uur is altijd beter dan helemaal geen training.

Dus het volgende:

  • Iedereen is te allen tijde welkom om mee te trainen
  • Als je te laat op de training bent ga je zelf warmlopen (minimaal één baanronde)
  • Je doet de losmakende oefeningen zelf
  • Je doet de dynamische rekoefeningen zelf
  • Je doet de loopscholing zelf
  • Je pakt zelf je materiaal
  • Daarna kun je instromen in de activiteit
  • De trainer focust zich op de atleten die op tijd aan de warming up begonnen zijn

Zou jij het anders doen en zo ja, hoe en waarom?

“Dat hardlopen is echt niks voor mij!”

Hoe leer je iemand in drie maanden op een verantwoorde manier hardlopen

Hoe duidelijk kan iemand zijn? “Ik heb daar helemaal niks mee, van die magere mensen die supergezond leven en altijd vroeg op staan.

In al mijn profielen op de verschillende sociale media staat het duidelijk. Ik ben een hardloper en zelfs een hardlooptrainer. Maar ik dring het niemand op. Schei uit. Ieder zijn ding. Wil je niet hardlopen, ga dan lekker fietsen. Trouwens, mager ben ik niet eens, er mogen best wat pondjes af en ik houd ook van uitslapen!
Zo leerden wij elkaar kennen. En een jaar lang deed ik mijn ding, een paar keer per week een rondje hardlopen. In mijn eentje. Want Corona. Op willekeurige tijdstippen. Gewoon als ik er zin in had.

Op een gegeven moment dacht ik te horen:

  • “Misschien moet ik het toch eens proberen.”
    (wat zeg je, wat wil je proberen?)
  • “Nou hardlopen.”
    (je maakt een grap toch?)
  • “Nee echt.”

Dat ging zo een paar weken door, want ik deed net of ik dacht dat ik in de maling genomen werd. En trouwens, ik had beloofd haar het hardlopen nooit op te dringen dus moest ik wel heel zeker weten dat ze dit zelf bedacht had. Het zou zomaar kunnen ‘backfiren’. Daar zat ik dan, tegenover iemand die dacht dat hardlopen niets voor haar was, maar het toch wilde proberen.

Dan kun je twee kanten op:
De ene kant: Een rondje plas beginnen te rennen en tegen haar zeggen, zodra ze ingestort is: “Het is inderdaad niks voor jou, kom we stoppen ermee, je hebt gelijk.
De andere kant: Het “Start-to-Run“-schema uit de kast halen en van start gaan met 1 minuut joggen, 2 minuten wandelen, en dit tweemaal herhalen. Ik koos voor de andere kant. Als je zo in je hoofd zit, moet je het maar voelen. Het was februari, het voorjaar lonkte.

Sputterend ging ze van start.

  • “Ik kan dit niet!”
    (iedereen kan hardlopen)
  • “Is het nog ver?”
    (nee)
  • “Loop ik wel goed?”
    (je loopt keurig)
  • “Zie ik er niet raar uit?”
    (helemaal niet)
  • “Denk je dat ik dit kan?”
    (zeker wel)

Na de eerste minuut: “Zijn we nu al klaar? Ik ben helemaal nog niet moe.” Bingo. Dit is nou het geheim van hardlooptraining. Als je denkt dat je training alleen goed is gegaan wanneer je je naar de blubbers hebt gelopen, ben je verkeerd bezig. De weken daarna voerden wij het “Start-to-Run”-schema uit, elke week werden de intervals wat langer, of kwamen er intervals bij. Echte hardloopschoenen werden aangeschaft bij Run2Day. En in mei besloot ik ook een heuse “eindloop” te organiseren, 20 minuten achter elkaar hardlopen.

De twijfels sloegen weer toe.

  • “Daar ben ik helemaal nog niet aan toe!”
    (jawel)
  • “Denk je echt dat ik dat al kan?”
    (zeker)
  • “Ik ben helemaal geen hardloper!”
    (je loopt hard, dus ben je een hardloper)
  • “Het ziet er niet uit!”
    (het ziet er prima uit)

In een stil stukje bos zetten we een rondje uit en zonder enig probleem liep zij 20 minuten achter elkaar. Ze was niet moe en haar ogen stonden blij. Thuis printte ik een officieel “Start-to-Run”-diploma uit dat ik aan haar overhandigde inclusief een “Start-to-Run”-shirt en een bijbehorende medaille.

Een jaar later interviewde zij voor een magazine de iniatiefnemer van de Bijlmer Run en zei enthousiast tegen hem: “Volgend jaar doe ik ook mee!” Maar amper thuis had ze alweer spijt.

  • “Vijf kilometer is wel erg ver en je moet binnen 45 minuten finishen, dat kan ik helemaal niet.”
    (waarom denk je dat?)
  • “Nou, ik heb nog nooit verder gelopen dan 4 kilometer intervals en 45 minuten is veel te snel.”
    (ik denk dat je dat wel kunt)
  • “Maar ik wil niet buiten de tijdlimiet finishen!”
    (we gaan sowieso een trainingsschema maken)
  • “Als ik het niet haal schaam ik me dood!”
    (als het met het schema niet lukt ga je gewoon niet van start)

Dat stelde haar gerust. De grote dag was 6 mei 2023. We hadden tijd genoeg. We bouwden het “Start-to-Run”-schema dus verder uit. Ze ging zelfs zonder mij trainen.

Op een gegeven moment kreeg ik door dat die 45 minuten-limiet geen probleem zou opleveren. Maar haar daarvan overtuigen was nog een dingetje.

  • “Ja maar ik heb het nog nooit gedaan!”
    (je trainingsresultaten zeggen dat je er klaar voor bent)
  • “Maar vind jij dan ook dat ik er klaar voor ben?”
    (zeker ga je die 45 minuten halen)
  • “Maar je moet wel mee, want ik kan het niet alleen!”
    (je kunt het wel alleen maar ik ga mee om onderweg met je te kletsen)

Het was een prachtige tocht door de Bijlmer.
Na 2 kilometer liepen we op een schema van 37 minuten. We bouwden dus wat buffer op en na 3 kilometer konden we wat langzamer gaan lopen. Het was warm dus dat was een goed idee. Onze eindtijd werd 39:29. Ik was super trots op haar en eindelijk kon zij ook trots zijn op zichzelf.

Iedereen kan leren hardlopen, maar doe het wel met een goed schema en onder begeleiding.

Mag ik wat vragen?

Hoe leer je iemand in een kwartier polsstokspringen

MAG IK WAT VRAGEN?

Ik kijk om. Het gezicht van de vader van de jonge atlete (9 jaar oud) staat bezorgd. “Dat polsstokspringen, dat heeft ze nog nooit gedaan…

Mijn hoofd gaat meteen aan:

  • “Over twintig minuten begint de wedstrijd polsstokspringen”
  • “De atlete heeft dit nog nooit gedaan”
  • “Hoe is dit mogelijk?”
  • “Heeft mijn club hier steken laten vallen?”
  • “Heb ik zelf steken laten vallen?”

Maar al snel draai ik deze gedachten weg, en ik vraag voor de zekerheid aan haar:

  • “Heb je hier ooit op getraind?”
  • “Nee”, is het antwoord.
  • “Heb je ooit zo’n stok in je handen gehad?”
  • “Nee”, klinkt het weer.

Ik vind dit spannend. Er moet zo snel mogelijk een plan komen. Ik kijk rond en vind de plek waar het polsstokspringen plaats gaat vinden en zie dat er al een wedstrijd bezig is met een andere groep kinderen. De atlete moet gerust gesteld worden, dus ik zeg tegen haar: “Kom maar mee, dan gaan we even kijken bij de andere groep, hoe die kinderen het doen.” Ik heb er vertrouwen in want bij het hoogspringen heeft ze na een aantal van mijn aanwijzingen haar beste prestatie behaald, dus ik denk dat ze ook hier gemakkelijk coachbaar zal zijn. Ik verzin een kort stappenplan om haar zo snel mogelijk vertrouwd te maken met de stok en het rennen ermee. We lopen samen naar de zandbak waar de polsstokwedstrijden worden gehouden.

Vader loopt achter ons aan maar laat het nu geheel aan mij over. Samen kijken we naar een aantal kinderen die springen en ik kies een meisje uit dat op een aantal punten de juiste beweging laat zien. Ik wijs de atlete op dat meisje en zeg haar waar ze op moet letten. “Kijk hoe ze de stok vasthoudt en hoe ze aan de rechterkant langs de stok springt.” Dan is deze groep klaar. We hebben nog een kwartier. Ik pak een stok en laat haar zien hoe ze hem vast moet houden. Dan geef ik hem aan haar. Ze pakt de stok over en laat zien dat ze het begrijpt. Ik zeg haar dat het goed gaat komen. Na een aantal keren proberen lukt het en ik ben opgelucht. Dit gaat inderdaad helemaal goed komen. Ik geef haar een compliment en we stoppen ermee. De wedstrijd begint over vijf minuten.

De atlete gaat de wedstrijd met vertrouwen in en ze springt heel mooi.

Bij de club gaan we wat extra polsstoktrainingen inplannen, denk ik in mijzelf…